Het is een vrijdagavond eind juni. Ik ben op weg naar een zomerborrel van D66. De borrel is op het Science Park. Hier kom ik weer de mensen tegen waarmee ik in het campagneteam gezeten heb voor de gemeenteraadsverkiezingen. Daar hoorde ik dat deze zomer er weer aan de Noord/Zuidlijn zou worden gewerkt. Hierdoor kon je maar tot Station Zuid met de metro. Om dus naar mijn werk te komen in Sloterdijk moest ik dus weer de bus nemen.
Vorige zomer werd er ook al aan de Noord/Zuidlijn gewerkt en kon je ook maar tot Station Zuid. Toen nam ik ook de bus en was het voor de chauffeurs vrij nieuw dat iemand in een elektrische rolstoel de bus wilde nemen. Soms werd ik helemaal geweigerd. Of ze zeiden dat een rolstoeltaxi voor mij bedoeld was. Hierdoor had ik vorig jaar ook al over dit onderwerp geschreven. Dit leidde er toe dat mijn blog onder ogen kwam van Inge Vermeulen, directeur Operatie van het GVB. Zij wilde naar aanleiding van mijn stuk graag een gesprek met mij.
Het was een goed gesprek. Zij heeft destijds duidelijk gemaakt dat ik gewoon met de bus mee mag. Zie de blog van begin dit jaar. Daarnaast heeft ze nog meegereisd met de bus naar mijn huis. Toch koos ik ervoor om na die zomer gewoon weer met de metro te reizen. Dit omdat ik dan geen discussie had met de chauffeurs of ik mee mocht. Afgelopen zomer was ik weer gedwongen de bus te nemen. En ik moet zeggen het ging heel goed. De meeste chauffeurs wilden mij meenemen. Ze vonden het daarnaast niet gek dat ik mee wilde. De oude bussen, waarmee je met de hand de plank moest uitleggen, waren daarnaast uit het straatbeeld verdwenen. De chauffeurs hoeven nu alleen via een knop bij hun stuur de plank elektronisch uit te laten klappen.
Het komt erop neer dat ik ook na de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn er gewoon voor koos met de bus te blijven reizen. En dat gaat heel goed. De meeste chauffeurs zijn vriendelijk. Niet altijd weten ze hoe ze de plank uit moeten leggen. Dan geef ik aan dat je de motor moet starten. Deur dicht dan schuift de plank eruit en daarna deur weer open.
Chauffeurs hebben het moeilijk. Allerlei reizigers die boos worden op ze. Dit moeten ze ook maar verdragen. Ondanks dat willen ze mij graag helpen en willen ze ervoor zorgen dat iedereen mee kan met de bus.
Vijftien jaar geleden was ik in de Verenigde Staten en toen zag ik al hoe ver ze daar waren. In Portland kon ik gewoon de trein inrijden zonder dat er een plank uitgelegd hoefde te worden en in New York nam ik de bus. Medereizigers vonden het niet vreemd. Het koste tijd om mij in te laden, maar dat accepteerden de reizigers. De bus in New York koste toch tijd en als ze haast hadden moesten ze maar een ander vervoermiddel kiezen. Mijn vader zei dat Europa zo’n tien jaar achterliep op dit gebied. Wat bleek is dat het wel wat langer duurde.
Tegenwoordig in Nederland merk ik dat het wel nieuw is voor mijn medereizigers. Niet iedereen verwacht dat iemand in een elektrische rolstoel mee wil met een bus. Maar als ze dan eenmaal het elektrische plankje uit zien schuiven zijn ze verbaast en vinden het mooi dat dit kan.
Ik hoop dat in de toekomst er veel meer vervoersmiddelen toegankelijk worden voor mensen met een beperking. Onder andere dat je geen plank meer nodig hebt om de trein te nemen en dat er meer stations zijn waar je op kan stappen. Het moet voor iedereen een natuurlijkheid worden dat deze mensen willen reizen met het openbaar vervoer. Ik kijk er naar uit hoe dit zich gaat ontwikkelen in de toekomst.